Signaleren in het voortgezet onderwijs

Laatst bijgewerkt op

Dyslexie wordt in de meeste gevallen vastgesteld in het basisonderwijs. Toch komt het nog wel eens voor dat de diagnose pas wordt gesteld wanneer een leerling in het voortgezet onderwijs zit (zie paragraaf 4.1 van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs en paragraaf 2.1.2 van de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie voor meer informatie). Om leerlingen met lees- en spellingproblemen en mogelijk dyslexie in beeld te krijgen, is het belangrijk dat vo-scholen hun signaleringsproces goed inrichten. Bij dit proces kan gebruik worden gemaakt van de aanpak van Handelingsgericht werken (HGW) (Pameijer et al., 2009). De vier stappen van HGW bij signalering zijn verwerkt in een beslisboom en worden in dit artikel verder toegelicht. We bespreken o.a. een goede overdracht tussen po en vo rondom lees- en spellingproblemen, observaties van docenten en ouders en het analyseren van verschillende toetsresultaten.

Beslisboom

In deze beslisboom vind je een schematische weergave van het signaleringsproces in het vo. Mocht je opmerkingen bij de beslisboom hebben, dan kun je die per mail doorgeven via info@dyslexiecentraal.nl.  

Stap 1: Waarnemen 

Overdracht po-vo 

Om als school zicht te krijgen op de lees- en spellingvaardigheden van leerlingen en mogelijk dyslexie, is het belangrijk om bij de overdracht po-vo naast informatie over de leerprestaties ook gericht informatie op te vragen over zwakke lezers en spellers. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het Overdrachtsformulier po-vo bij leerlingen met dyslexie en zwakke lezers/spellers of de vragenlijst leergeschiedenis lees- en spellingvaardigheid uit het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs. In het overdrachtsformulier wordt onder andere nagevraagd waar de zwakke lezers en spellers nog moeite mee hebben en wat de reden is dat er nog niet getest is op het basisonderwijs. Dit geeft veel waardevolle informatie voor het handelen in het voortgezet onderwijs. In het artikel Weten | Overgang naar het vo | Overdracht wordt toegelicht hoe de overdracht kan worden aangepakt en welke informatie bij de basisschool en ouders kan worden opgevraagd. Zo’n uitgebreide overdracht heeft als voordeel dat signalering via toetsen achterwege kan blijven.  

Voor meer informatie over de po-vo overdracht kunt u de presentatie van Petra Beuk (Studie Assist) tijdens het webinar Signalering in het vo hieronder bekijken. 

 

 

Observaties docenten en ouders 

Docenten zien natuurlijk veel schrijfproducten van hun leerlingen voorbij komen en krijgen daarmee een beeld van het spellingniveau van een leerling. Het hardop lezen tijdens de les geeft informatie over het leesniveau. Observaties van docenten bieden dan ook veel relevante informatie over de ontwikkeling van een leerling. Deze signalenlijst uit het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs kan hierbij worden ingezet. Deze kan zowel in de brugklas als in hogere klassen gebruikt worden. Deze manier van signalering heeft als groot voordeel dat er niet alleen informatie over de lees- en spellingproblemen boven tafel komt, maar dat ook de belemmeringen die een leerling in de lessen ondervindt in kaart worden gebracht. Een ander voordeel is dat docenten eerst zelf preciezer gaan kijken in de les voordat ze doorverwijzen naar een zorgspecialist binnen de school voor een vervolgscreening.  

Naast de signalenlijst kan gebruik worden gemaakt van verschillende vragenlijsten, om een beter beeld te krijgen van de problemen die een leerling ervaart in verschillende contexten. Hiervoor kunnen de intakevragenlijst mentor, intakevragenlijst docenten en intakevragenlijst ouders uit het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs worden ingezet. In aanvulling hierop kan in gesprek met de leerling gevraagd worden naar de belemmeringen die hij/zij op het gebied van lezen en/of spellen ervaart.  

LVS-toetsen 

Scholen zijn verplicht om de ontwikkeling van hun leerlingen te volgen. Vo-scholen bepalen zelf de wijze waarop ze dit doen. Veel vo-scholen maken gebruik van een leerlingvolgsysteem zoals Cito, Diataal of Jij! Deze LVS-toetsen geven informatie over de brede ontwikkeling van de leerling, maar besteden niet altijd gericht aandacht aan de technische leesvaardigheid en spellingvaardigheid terwijl dit vaardigheden zijn waar leerlingen met dyslexie juist veel moeite mee hebben. Hieronder wordt van een aantal veelgebruikte leerlingvolgsystemen voor het vo aangegeven welke informatie zij opleveren voor zicht op lees- en spellingproblemen. 

Cito Leerling in beeld VO (voorheen Cito Volgsysteem VO) 

De toetsen van Leerling in beeld VO zijn niet speciaal gemaakt om problemen met technisch lezen en spellen op te sporen, maar de rapportages geven wel aanknopingspunten voor een vermoeden van dyslexie. Bijvoorbeeld als leerlingen uitvallen op leesvaardigheid Nederlands en Engels, terwijl er op de overige vaardigheden naar verwachting wordt gepresteerd. Daarnaast zit er een module Taalverzorging in het volgsysteem, wat extra informatie geeft over o.a. de spellingvaardigheid van leerlingen. 

Diatoetsen (Diataal) 

Diatekst is een toets voor begrijpend lezen. Bij een lage score op begrijpend lezen is het mogelijk dat er problemen zijn bij het technisch lezen en kan het zinvol zijn om aanvullend onderzoek te doen. Met Diaspel kunnen spellingproblemen gesignaleerd worden. De toetsen zijn niet ontwikkeld met het doel om dyslexie of lees- en spellingproblemen aan te duiden, maar kunnen wel ingezet worden voor de signalering. 

Jij! (Bureau ICE) 

De toetsen in JIJ! meten methode-onafhankelijk referentieniveaus en doen daar een uitspraak over. De toetsen Taalverzorging doen een uitspraak over spelling en grammatica waarin aan de hand van de aspecten vanuit het referentiekader het niveau van Taalverzorging wordt gegeven. Daarnaast doen de toetsen Leesvaardigheid ook weer aan de hand van de aspecten vanuit het referentiekader een uitspraak over het niveau van leesvaardigheid. Dus scholen kunnen aan de hand van deze toetsen vaststellen welk niveau de leerling heeft voor lezen en spelling en op welke onderdelen daarbinnen goed of minder goed wordt gescoord. Er kan geen uitspraak over eventuele lees- en spellingproblematiek worden gedaan. 

Signaleringstoetsen 

Als in de overdracht vanuit het basisonderwijs geen of onvoldoende informatie beschikbaar is over de lees- en spellingvaardigheid, en er wel aanleiding is om beter zicht te krijgen op mogelijke leesproblemen of dyslexie, kan gebruik worden gemaakt van voor het vo beschikbare genormeerde toetsen (zie Toetsen en Interventies bij Dyslexie in het vo en Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie). Een aanleiding voor het afnemen van een signaleringstoets is bijvoorbeeld: LVS-resultaten, observaties van docenten en/of ouders, of signalen van de leerling zelf. Kies bij voorkeur een signaleringstoets met een zo recent mogelijke normering die past bij de leeftijd van de leerlingen die je wilt toetsen.  

Bij toetsen met verouderde normen (ongeveer 15-20 jaar oud) raden wij het gebruik als signaleringsinstrument af. Deze toetsen kunnen echter wel gebruikt blijven worden voor kwalitatieve analyses van de lees- en spellingproblemen. Een voorbeeld hiervan is het Signaleringsinstrument Dyslexie (voor meer uitleg, zie Doen | Materialen | Signaleringsinstrument Dyslexie). Voor meer informatie over kwalitatieve analyses, zie Procesonderzoek hieronder. 

Voor alternatieve signaleringstoetsen, het liefst gestandaardiseerde toetsen met recentere normeringen, kan voor technisch lezen bijvoorbeeld gedacht worden aan de Muiswerk Testsuite 1 Screening Nederlands & Dyslexie, subtaak flitstesten en voor spelling aan Drempelonderzoek, onderdeel taalverzorging (begin brugklas) en het Leenwoordendictee*. Zie ook Toetsen en Interventies bij Dyslexie in het vo en bijlage 2 van de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie voor andere mogelijkheden. 

Verdiepend toetsen 

Verdiepend toetsen doe je wanneer je signalen van lees- en/of spellingproblemen krijgt vanuit de overdracht, observaties van leraren en ouders, LVS-toetsen of signaleringstoetsen, die je verder zou willen onderzoeken. 

Specifieke toetsen 

Er zijn meerdere toetsen die gebruikt kunnen worden voor een individueel verdiepend onderzoek. Op veel scholen wordt hiervoor in ieder geval de Eén-Minuut-Test (EMT) en Klepel gebruikt. In het boek Toetsen en Interventies bij Dyslexie in het vo en in bijlage 2 van de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie staat een overzicht van andere mogelijke toetsen (bijv. subtaken van de Dyslexie Screening Test, IDAA – Flitslezen Woorden en Flitstypen Pseudowoorden en PI-dictee*).  

Bij het kiezen van geschikt testmateriaal voor verdiepend onderzoek, zijn er een aantal zaken waar je naar kan kijken: 

  • Wat wil je meten? Waar wil je meer over weten bij deze leerling? 

  • Wat is het doel van de test en komt dat overeen met wat je wil meten? 

  • Voor welke leeftijd is de test bedoeld? Je wil natuurlijk bij oudere leerlingen dat de taak ook daar nog goed differentieert. 

  • Zijn er normen beschikbaar? Wat zijn de meest recente normen? 

  • Biedt de test ruimte voor kwalitatieve analyse of procesonderzoek? 

  • Is er een (positieve) COTAN-beoordeling beschikbaar voor dit instrument? 

Het is raadzaam om te overleggen met de gedragswetenschapper die het dyslexieonderzoek uitvoert, welke tests in deze fase handig zijn om af te nemen. Dit kan het proces voor diagnostiek versnellen.

Procesonderzoek  

Naast het afnemen van specifieke toetsen, kan ook een kwalitatieve analyse worden gedaan bij de leerling. Dit is vooral van toepassing voor remedial teachers en dyslexiecoaches die beter in beeld willen krijgen waar de ondersteuning van een leerling op ingezet moet worden. Met een kwalitatieve analyse voor lezen wordt gekeken naar hoe een leerling precies leest (bijv. radend of hakkend), welke leesstrategieën de leerling gebruikt en wat voor leesfouten worden gemaakt. Bij spelling wordt in beeld gebracht bij welke spellingcategorieën een leerling nog terugkerende fouten maakt (bijv. luisterfouten, regelfouten en inprentfouten) en welke denkstappen een leerling maakt bij het spellen van een woord. Zie het boek Spelling en didactiek voor het vo en mbo (Hanssen & Chamalaun, 2024) voor een voorbeeld van een foutenanalyse. Deze kwalitatieve analyses kunnen zowel bij Nederlands als bij de vreemde talen gedaan worden. Daarbij kan dan ook gekeken worden naar de eventuele verschillen tussen de talen.  

Mogelijke instrumenten voor kwalitatieve analyses zijn voor lezen Hoe gevaarlijk is een tekenbeet? en Winkeldiefstallen en voor spelling Het Wonderlijke Weer en Hulp bij Leerproblemen Nederlands - Spelling onderdeel Signaleringsdictees* (voor een uitgebreider overzicht, zie het boek Toetsen en Interventies bij Dyslexie in het vo en de presentatie van Marzena Rolak hieronder bij stap 4). 

* = Deze selectie van voorbeelden is niet uitputtend, wat inhoudt dat er nog meer geschikte signaleringstoetsen zijn buiten deze voorbeelden. 

Late signalering  

Naast het signaleren van lees- en spellingproblemen bij brugklassers, kan het ook voorkomen dat problemen bij leerlingen pas in de latere leerjaren opgemerkt worden. Vanaf leerjaar 3 in havo/vwo worden leesteksten bijvoorbeeld langer en ingewikkelder qua structuur, waardoor leerlingen hun zwakke lees- of spellingvaardigheden niet langer kunnen compenseren. Een andere mogelijke reden voor latere signalering is bijvoorbeeld dat zwakke resultaten werden toegeschreven aan andere oorzaken zoals zintuigelijke beperkingen of chronische ziektes of Nederlands als tweede taal, waardoor niet eerder aan dyslexie gedacht is. 

Voor een voorbeeldcasus over late signalering van dyslexie kunt u de presentatie van Mieke Urff (onderwijskundige/dyslexiespecialist) tijdens het webinar Signalering in het vo hieronder bekijken. 

 

 

Stap 2: Analyseren en begrijpen 

Na het waarnemen (stap 1) leg je alle informatie die je verzameld hebt over het technisch lezen en spellen van de leerling en over de ondersteuning die de leerling in het verleden al heeft gehad bij elkaar. Wanneer er voldoende informatie is over het technisch lezen en spellen én de leerling hier voldoende ondersteuning bij heeft gehad, dan is doorverwijzing naar een gedragswetenschapper mogelijk voor diagnostiek. Lees hier meer over bij Weten | Doorverwijzing naar de zorg in het vo

Stap 3: Plannen 

Wel indicatie voor doorverwijzing 

Wanneer een leerling in aanmerking komt voor dyslexieonderzoek, kan doorverwijzing zowel binnen de school gebeuren als naar een extern onderzoeksbureau. Op het moment dat het dyslexieonderzoek buiten de school plaatsvindt, is het belangrijk om de verzamelde gegevens in een duidelijk overzicht met die zorgspecialist te delen. Hiervoor kan een overdrachtsformulier opgesteld worden, met bijvoorbeeld reden van aanmelding, belemmeringen en sterke kanten en onderbouwing van ernst en hardnekkigheid. In bijlage 11 van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs vind je een overzicht van belangrijke punten voor in dit overdrachtsformulier.  

Na het dyslexieonderzoek volgt wel of niet de diagnose dyslexie en er volgen handelingsgerichte adviezen voor de leerling. Voor meer informatie over het opstellen van handelingsgerichte adviezen, zie Doen | Stappenplan handelingsgerichte adviezen

Geen indicatie voor doorverwijzing 

Indien de lees- en spellingproblemen onvoldoende ernstig zijn om door te verwijzen, dan wil dat nog niet zeggen dat het proces klaar is. Een leerling kan nog wel belemmeringen ervaren. Op basis van de resultaten uit de signalering en een gesprek met de leerling en ouders (zie Weten | In gesprek met de leerling, docenten en zorgspecialist voor informatie over verschillende gesprekken) kan een handelingsplan worden opgesteld om de leerling de benodigde ondersteuning te geven. Voor meer informatie over handelingsgerichte adviezen, zie Doen | Stappenplan handelingsgerichte adviezen. De ondersteuning kan vergelijkbaar van aard zijn als de ondersteuning bij leerlingen met een diagnose dyslexie, maar zal waarschijnlijk minder intensief van aard zijn.

Stap 4: Realiseren  

Op basis van alle informatie uit het signaleringsproces, het dyslexieonderzoek met de handelingsgerichte adviezen en een gesprek met de leerling (leerlingen kunnen hier heel goed zelf in meedenken) kan de ondersteuning op de behoeftes van de leerling worden afgestemd. De ondersteuning kan tijdens de reguliere lessen en keuzewerktijd of hulp-/steunlessen worden geboden op ondersteuningsniveau 2 en individueel of in kleine groepjes worden aangeboden op ondersteuningsniveau 3. Wanneer blijkt dat relatief veel leerlingen moeite hebben met technisch lezen en spellen dan is aan te raden om te kijken hoe binnen de reguliere lessen en/of keuzewerktijd of hulp-/steunlessen extra ondersteuning geboden kan worden aan deze leerlingen. Daarnaast is psycho-educatie en het zelfstandig leren omgaan met leesproblemen en dyslexie een belangrijk onderdeel van de ondersteuning. Meer informatie hierover is te vinden in het artikel Weten | Psycho-educatie. Over de invulling van deze ondersteuning vind je meer in de artikelen bij Weten | Ondersteuning van leerlingen met lees- en spellingproblemen of dyslexie, het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs en in het boek Toetsen en Interventies bij Dyslexie in het vo

Voor meer informatie over stap 1 (observaties en verdiepend toetsen) tot en met stap 4 kunt u de presentatie van Marzena Rolak (Dyslexie Scholing & Advies) tijdens het webinar Signalering in het vo hieronder bekijken. 

 

 

Om een idee te krijgen van hoe signalering en doorverwijzing eruit kunnen zien binnen een samenwerkingsverband, zie bijlage 5 van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs.