Soms komt een vermoeden van dyslexie pas in het voortgezet onderwijs naar boven. Ook dan kan de leerling worden doorverwezen naar de zorg voor diagnostiek en/of behandeling. In dit artikel wordt uitgelegd wat de mogelijkheden zijn.
Vergoedingsmogelijkheden
Voor het voortgezet onderwijs bestaat er geen vergoedingsregeling voor dyslexieonderzoek en specialistische dyslexiebehandeling. De kosten hiervoor komen voor rekening van ouders. Er zijn schoolbesturen of samenwerkingsverbanden die een bevoegd gedragswetenschapper in dienst hebben die op de scholen diagnostisch onderzoek kan doen. Ook zijn er scholen die afspraken hebben gemaakt met zorgaanbieders die voor een overeengekomen tarief dyslexieonderzoek en behandeling kunnen aanbieden. Scholen kunnen ouders en leerlingen informatie verschaffen over zorgaanbieders met wie ze goede ervaringen hebben. Het gaat dan om de ervaren samenwerking en met name om de wijze waarop maatwerkgerichte adviezen met de school en ouders worden afgestemd.
Vooronderzoek: signalering van lees- en spellingproblemen en verdiepend onderzoek
Als het vermoeden van dyslexie dusdanig groot is dat er diagnostisch onderzoek wordt overwogen, is de interne zorgspecialist/dyslexiecoach van de school diegene met wie leerlingen en ouders dit bespreken. Wordt besloten het traject in te zetten, dan vindt er altijd een vooronderzoek plaats. Meer informatie over de signalering en het verdiepend onderzoek, vind je bij Weten | Signaleren in het voortgezet onderwijs. Het verschilt per school of er intern een zorgspecialist een vooronderzoek doet, of dat een leerling gelijk doorverwezen wordt naar een externe praktijk. In bijlage 5 van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs wordt een voorbeeld gegeven wat een zorgspecialist kan doen bij een vermoeden van dyslexie.
Vindt het vooronderzoek op school plaats, dan staat in het artikel Weten | Signaleren in het voortgezet onderwijs (onder Verdiepend toetsen) en in hoofdstuk 4 van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs beschreven welke fasen de zorgspecialist kan doorlopen, om een gedegen vooronderzoek uit te voeren. Het daadwerkelijke diagnostisch onderzoek om te bepalen of er sprake is van dyslexie, wordt altijd uitgevoerd door een bevoegde orthopedagoog of psycholoog.
Mate van ernst en didactische resistentie
Of het vooronderzoek nu plaatsvindt buiten school of op school, in beide gevallen is het van belang dat helder beschreven wordt welke achterstand er is op het gebied van lezen en spellen (mate van ernst), en dat er sprake is van didactische resistentie (hardnekkigheid). Omdat de problematiek zich bij de verschillende vakken divers kan manifesteren, is het aan te bevelen om schrijfproducten en proefwerken van verschillende vakken aan het leerlingdossier, bestaande uit informatie van het vooronderzoek, toe te voegen. Dit is zeer helpend voor de diagnosticus en voorkomt dat dit later nog opgevraagd moet worden.
Er moet voldoende informatie voor de gedragswetenschapper zijn om te kunnen onderbouwen of aan de drie criteria voor de diagnose dyslexie wordt voldaan. Meer informatie over die criteria staat in de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie (zie o.a. pagina 68). Zo wordt er door de gedragswetenschapper bekeken of de lees- en/of spellingvaardigheden tot de laagste 10% behoren (criterium ernst) en of er voldoende lees- en of spellingondersteuning is geweest voor de leerling (criterium hardnekkigheid).
Bij het overwegen van een remediërend traject voor het onderbouwen van hardnekkigheid, kan een verschil worden gemaakt tussen leerlingen in de onder- en bovenbouw. Meer informatie hierover vind je bij Weten | Remediëring in het voortgezet onderwijs (onder het kopje Verschil tussen onderbouw en bovenbouw vo). Mochten er argumenten zijn voor een remediërend traject, dan wordt dit bij voorkeur op school uitgevoerd in samenspraak met de diagnosticus. De uitvoering kan bijvoorbeeld worden gedaan door een remedial teacher of zorgspecialist. Mocht er onvoldoende ondersteuning zijn geboden en er ook geen ondersteuning mogelijk zijn dan kan de diagnosticus de mate van ernst strenger beoordelen (behorende bij laagste 7% in plaats van 10%). Bekijk het artikel Weten | Remediëring in het voortgezet onderwijs voor meer informatie over een remediërend traject en het strenger beoordelen van de ernst.