FAQ | Doorverwijzing naar de zorg

Laatst bijgewerkt op

1. Wat wordt bedoeld met 'enkelvoudige' dyslexie en hoe werkt dat bij de vergoedingsregeling? 

Vraag is niet meer van toepassing - antwoord is vervallen. Met ingang van 1 januari 2022 is het nieuwe Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling (PDDB 3.0) van kracht. We spreken vanaf dat moment van Ernstige Dyslexie en het criterium van 'enkelvoudige' dyslexie is vervallen. Voor meer informatie en toelichting zie de Leidraad Ernstige Dyslexie: doorverwijzing van onderwijs naar zorg en de daarbij geplaatste brieven over de implementatie van het PDDB 3.0. 

Naar boven

 

2. Wat wordt verstaan onder 'ernstige' dyslexie?

De vergoedingsregeling geldt voor leerlingen met Ernstige Dyslexie (ED). Het Protocol Dyslexie Diagnostiek & Behandeling 3.0 (voor de zorg) noemt criteria op basis waarvan de ernst van de dyslexie kan worden vastgesteld. Een leerling komt voor doorverwijzing naar de vergoede zorg bij Ernstige Dyslexie in aanmerking als de leerling op school drie keer na elkaar een V-(min) score of E-score (laagste 10%) voor woordlezen behaalt, en daarbij bovendien in de tussenliggende perioden voldoende intensief is begeleid op school. Zie voor meer informatie de Leidraad Ernstige Dyslexie: doorverwijzing van onderwijs naar zorg. Het is aan de diagnosticus (een gedragswetenschapper) aan de zorgkant om te bepalen of er sprake is van ‘ernstige’ dyslexie en of hierop ook een ED-behandelindicatie voor vergoede zorg binnen de Jeugdwet volgt. 

Lees meer

Naar boven

 

3. Als uit het dyslexieonderzoek blijkt dat er geen sprake is van ‘enkelvoudige’ dyslexie (en er dus andere problemen naast zijn), waar kun je dan terecht?

Vraag is niet meer van toepassing. Het criterium van 'enkelvoudigheid' voor de vergoede dyslexiezorg is met ingang van 1 januari 2022 vervallen. Zie voor meer informatie en toelichting hierop de Leidraad Ernstige Dyslexie: doorverwijzing van onderwijs naar zorg en de daarbij geplaatste brieven over de implementatie van het PDDB 3.0. 

Naar boven

 

4. Wordt de diagnostiek bij leerlingen op de basisschool wel vergoed als een leerling tijdens het onderzoek niet ernstige dyslexie blijkt te hebben?

Ja. Diagnostiek voor dyslexie wordt vergoed als voldaan is aan de voorwaarden voor de doorverwijzing vanuit het onderwijs volgens de Leidraad Ernstige Dyslexie: doorverwijzing van onderwijs naar zorg. Als vervolgens uit de diagnostiek blijkt dat er geen sprake is van Ernstige Dyslexie, dan wordt wel de diagnostiek vergoed, maar niet de behandeling.

De regeling kent twee belangrijke beslismomenten voor de vergoeding. Het eerste beslismoment is wanneer de diagnosticus beoordeelt of het leerlingdossier van de school het vermoeden van ernstige dyslexie voldoende onderbouwt. Als dit het geval is, kan vergoede diagnostiek plaatsvinden. Het tweede beslismoment is als vervolgens uit de diagnostiek blijkt dat er sprake is van Ernstige Dyslexie. Als dat het geval is, kan een ED-behandelindicatie afgegeven worden en kan ook vergoede behandeling plaatsvinden.

Lees meer

Naar boven

 

5. Heeft een basisschoolleerling met dyslexie én ADHD recht op vergoede diagnostiek en behandeling?

Ja, dat is mogelijk. Met ingang van 1 januari 2022 wordt gewerkt met het nieuwe Protocol Dyslexie Diagnose en Behandeling 3.0 en de nieuwe Leidraad Ernstige Dyslexie: doorverwijzing van onderwijs naar zorg. Daarbij is het mogelijk om ook leerlingen met bijkomende problemen naast de ernstige leesproblemen aan te melden voor vergoed dyslexieonderzoek. Er is dan sprake van comorbiditeit (naast dyslexie komt er nog een ander problematiek voor). Tijdens het onderzoek naar Ernstige Dyslexie brengt de diagnosticus ook de last en belemmeringen van de bijkomende stoornis verder in kaart en bepaalt vervolgens of de leerling behandeld kan gaan worden voor Ernstige Dyslexie of beter verder geholpen kan worden met een andere behandeling binnen de jeugdzorg die beter past bij de comorbide stoornis. 

Lees meer

Naar boven

 

6. Wanneer kunnen leerlingen op de basisschool naar de zorg worden doorverwezen bij een vermoeden van dyslexie?

Een leerling kan door de basisschool worden doorgestuurd naar de dyslexiezorg  wanneer hij tot de zwakste 10% behoort wat betreft lezen, en niet vooruitgaat in zijn leesontwikkeling, ondanks dat de school hiervoor intensieve ondersteuning heeft geboden. Dit betekent concreet dat leerlingen met een E-score/V-(min)-score op lezen – mits vastgesteld op minimaal drie opeenvolgende meetmomenten en na aanbod van intensieve ondersteuning /specifieke interventies (minimaal twee interventieperioden) in het onderwijs – kunnen worden doorgestuurd naar de vergoede zorg. De Leidraad Ernstige Dyslexie: doorverwijzing van onderwijs naar zorg beschrijft het proces dat daarbij wordt doorlopen.

Lees meer

Naar boven

 

7. Vanaf welke leeftijd kan er onderzoek naar dyslexie plaatsvinden?

Vanaf halverwege groep 4. Want voordat er een onderzoek plaatsvindt, moet worden aangetoond dat er sprake is van een ernstig en hardnekkig lees- en/of spellingprobleem. Daarvoor zijn 3 meetmomenten nodig. Vanaf groep 3 krijgt een leerling formeel leesonderwijs; midden groep 3, eind groep 3 en midden groep 4 kunnen de woordleeskaarten (van de DMT) worden afgenomen. Dit betekent dus dat halverwege groep 4, na deze drie meetmomenten, de eerste mogelijkheid is om een kind door te verwijzen naar onderzoek naar dyslexie. Er dient dan ook al op ondersteuningsniveau 2 en 3 voldoende hulp te zijn geboden om de hardnekkigheid vast te stellen.

Wanneer er bij voldoende geboden hulp nauwelijks resultaat wordt geboekt en op drie meetmomenten zwak scoort kan de leerling in principe worden aangemeld voor dyslexieonderzoek. Het blijft hierbij noodzakelijk om op drie meetmomenten aan te kunnen tonen dat een leerling zwak scoort. Een instantie die aangeeft dat dit sneller zou kunnen volgt hiermee niet de protocollen en richtlijnen die er zijn om dyslexie vast te stellen.

Vanaf de kleuterleeftijd kunnen er al wel signalen zijn, waarbij het goed is om deze in kaart te brengen en vast te leggen (en preventief aan de slag te gaan!). Dat is allemaal waardevolle informatie die aangeleverd kan worden bij de overgang naar groep 3 en in het leerlingdossier dyslexie.

Lees meer

Naar boven

 

8. Hoe beoordeel ik de spellingvaardigheid van leerlingen die gedoubleerd hebben in het basisonderwijs?

Bij doubleren telt de (didactische) leeftijd door. Normaal heeft een leerling eind groep 4 een didactische leeftijd van 20. Is hij in groep 3 of 4 een keer blijven zitten, dan is zijn didactische leeftijd 30. Laat deze leerling de toets voor E4 maken, want de spellingcategorieën van groep 5 heeft hij nog niet gehad. De vaardigheidsscore van deze leerling – niet de ruwe score! – beoordeel je met de normtabel van E5, die aansluit bij zijn didactische leeftijd. Dit kan omdat spellingtoetsen uit het Cito-LOVS dezelfde onderliggende spellingvaardigheid meten.

Lees meer

Naar boven

 

9. Wat moet de basisschool aanleveren in het leerlingdossier?

Het leerlingdossier dat de school aanlevert bevat:

  • basisgegevens uit het leerlingvolgsysteem;
  • een beschrijving van het lees- en spellingprobleem;
  • onderbouwing van de achterstand bij drie meetmomenten: datum, toets (criteria, score), afgenomen door…;
  • omschrijving van de extra begeleiding volgens ondersteuningsniveaus (doelen, duur, inhoud, organisatievorm, begeleider);
  • resultaten van de extra begeleiding en beschrijving van gebruikte toetsen en normering;
  • argumentatie voor het vermoeden van ernstige dyslexie: aantonen van didactische resistentie na geboden begeleiding van voldoende intensiteit en kwaliteit;
  • indien bekend, vermelding en beschrijving van eventuele andere (leer)stoornissen.

Het dossier wordt getekend door de directeur van de school, namens het bevoegd gezag.

Lees meer

Naar boven

 

10. Wat zijn de eisen voor een doorverwijzing naar vergoede zorg voor leerlingen in het speciaal basisonderwijs?

De eisen waar de verwijzing voor vergoede zorg (de vergoedingsregeling voor ernstige dyslexie) aan moet voldoen, zijn hetzelfde voor het regulier basisonderwijs en het so/sbo.

Bij leerlingen in het so en sbo is de kans wel groter dat leerlingen naast leesproblemen ook nog andere problemen hebben (comorbiditeit). Wanneer dat het geval is, moet er gekeken worden of deze andere problematiek, zoals problemen bij de prikkelverwerking, van invloed is op de diagnostiek en behandeling. Wanneer er aan de criteria voor doorverwijzing naar de zorg (Leidraad) wordt voldaan, vult de school een leerlingdossier in waarin onder andere wordt vermeld of er sprake is van andere problematiek naast de leesproblemen. De diagnosticus bekijkt vervolgens of andere problematiek van invloed is op de diagnostiek en behandeling van de leesproblemen en of er aanspraak kan worden gemaakt op vergoede diagnostiek en/of een vergoede dyslexiebehandeling. 

Lees meer

Naar boven

 

11. Wij gebruiken de IEP-toetsen op school, maar de resultaten worden niet weergegeven in percentielscores. Hoe kunnen we dan de achterstand aantonen bij kinderen met een vermoeden van dyslexie?

Steeds meer scholen gebruiken de toetsen die horen bij het IEP leerlingvolgsysteem (Bureau ICE) om hun leerlingen te volgen. Resultaten van de IEP lvs toets technisch lezen en de toets taalverzorging (waar spelling onderdeel van uit maakt)  worden vertaald in niveau-aanduidingen die gekoppeld zijn aan de referentieniveaus. Deze geven geen percentielscores of A t/m E- of I t/m V-scores weer, waardoor niet kan worden vastgesteld of een leerling tot de 10% laagst scorende leerlingen behoort. 

Dat betekent dat op scholen die IEP LVS gebruiken aanvullend nog toetsen voor woordlezen en spelling ingezet moeten worden om het vermoeden van dyslexie te kunnen onderbouwen. Hierbij kan een keuze gemaakt worden uit de hiervoor beschikbare toetsen voor het meten van lezen en spellen op woordniveau. Zie voor namen en uitgevers van deze toetsen de pagina Toetsen bij een vermoeden van dyslexie. Deze toetsen zet je alleen in bij de leerlingen die uitval vertonen op de LVS toetsen en bij wie mogelijk sprake is van ernstige en hardnekkige lees-/spellingproblemen en voor wie een vermoeden van dyslexie bestaat. 

Lees meer

Naar boven

 

12. Is aangepaste afname van DMT in het kader van Redzaamheidslezen toegestaan voor het onderbouwen van het vermoeden van dyslexie en doorverwijzing naar de zorg?

Antwoord:

Nee, dat is niet toegestaan. Scholen die Redzaamheidslezen toepassen, moeten voor leerlingen met een vermoeden van dyslexie de DMT opnieuw en volgens de standaardinstructie en criteria afnemen zoals beschreven staat in de toetshandleiding van Cito. Let er op dat u in dat geval een andere versie van de DMT-kaart afneemt dan die bij het toetsen voor Redzaamheidslezen is gebruikt. Alleen scores die op de standaardwijze zijn verzameld zijn geldig voor de doorverwijzing naar de dyslexiezorg. Voor verdere praktische vragen over de combinatie van beide typen toetsafnames worden gebruikers van Redzaamheidslezen verwezen naar de voor hen relevante handreikingen en materialen van deze aanpak.

Toelichting:

Het afwijken van de standaardprocedure bij de afname van de DMT geeft geen betrouwbare meting van leesvloeiendheid bij woordlezen en de zo verkregen scores kunnen niet gebruikt worden in de doorverwijzing naar de dyslexiezorg. Om dyslexie te kunnen signaleren en vaststellen volgens de criteria van de BVRD en het PDDB 3.0 is het nodig om bij het toetsen van woordlezen zowel de accuratesse als de snelheid in de meting mee te nemen. Als de op deze manier verkregen scores op een gestandaardiseerde toets (zoals DMT) onder de 10% liggen, dan sluit dit aan bij het criterium van ernst in de signalering en diagnosestelling van dyslexie. 

In de aangepaste toetswijze van woordlezen volgens de aanpak van Redzaamheidslezen ligt de nadruk vooral op accuratesse en minder of niet op snelheid. De toetsscores die je op deze manier krijgt, wijken daarom sterk af van de scores die je zou verkrijgen bij de standaardafname van de DMT. Deze scores kunnen daarom niet zonder meer met elkaar vergeleken of in elkaar omgezet worden. Met andere woorden: een score van 10% op de ‘redzaamheidslezen’ toetswijze is niet gelijk aan een score van 10% op de ‘standaard’ toetswijze voor de DMT. 

Er is geen onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling van deze aangepaste toetswijze van de DMT. Daarom is het onduidelijk hoe de op deze wijze verkregen toetsscores geïnterpreteerd moeten worden in het kader van signalering van dyslexie.  

Vanuit scholen die deze aangepaste wijze van toetsen hanteren wordt soms gevraagd of het niet mogelijk is om de door hen verkregen ‘Redzaamheids’-toetsscores  om te zetten in toetsscores die passen bij de standaard DMT afname, zodat deze wel bruikbaar zijn voor de doorverwijzing naar de specialistische dyslexiezorg. Er bestaat echter geen betrouwbare omrekenfactor om vanuit deze aangepaste scores te komen naar de standaard-DMT-scores. Voor doorverwijzing naar de zorg is het daarom nodig dat naast of na de toetsafname voor Redzaamheidslezen de DMT (opnieuw) wordt afgenomen volgens de standaardinstructie en criteria zoals beschreven staat in de toetshandleiding van Cito. Het opnieuw afnemen van de DMT op een bepaald toetsmoment moet daarbij bovendien gebeuren met een andere versie van de DMT-kaarten dan de kaarten die zijn gebruikt bij het toetsen voor Redzaamheidslezen.  

Meer toelichting en wetenschappelijke onderbouwing van de kritiek op het aangepast toetsen van woordlezen volgens Redzaamheidslezen is te vinden in het Standpunt van de SDN over DMT en Redzaamheidslezen

Lees meer

Naar boven