Bij personen met dyslexie is er sprake van een ernstige lees- en/of spellingachterstand. Ondanks dat deze kinderen goed onderwijs hebben gevolgd, hebben zij moeite met lezen en spellen en is dit proces onvoldoende geautomatiseerd. In dit artikel leggen we uit wat dyslexie inhoudt en welke definities er in Nederland worden gehanteerd.
Ongeveer 4 procent van de kinderen op de basisschool heeft dyslexie. Dyslexie is een specifieke leerstoornis met een neurologische basis, waarbij de kern van het probleem ligt in het vlot en accuraat lezen en spellen van woorden. Met name de snelheid in decoderen, ofwel automatisering van woordherkenning, is een kernprobleem van kinderen met dyslexie. Meestal gaat het lezen van een tekst makkelijker dan losse woorden, omdat er dan voor woordherkenning gebruik kan worden gemaakt van informatie uit de context.
Definitie van dyslexie (BVRD)
Sinds september 2021 hanteren we in Nederland de definitie van dyslexie zoals die is geformuleerd in de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie (BVRD):
“Dyslexie is een lees- en/of spellingprobleem dat ernstig en hardnekkig is en dat gedifferentieerd dient te worden van laaggeletterdheid als gevolg van een gebrekkig onderwijsaanbod en als gevolg van een bredere omgevings-, neurologische, sensorische en/of gedragsproblematiek."
In deze definitie wordt gesproken van een hardnekkig probleem. Wanneer extra, planmatige en intensieve didactische maatregelen en extra ondersteuning nauwelijks leiden tot een verbetering van de lees-/spellingvaardigheid, dan kan er van hardnekkigheid worden gesproken. Dit wordt ook wel didactische resistentie genoemd. Didactische resistentie kan worden aangetoond wanneer een leerling nauwelijks vooruitgang boekt op genormeerde toetsen gedurende ten minste een half jaar intensieve begeleiding. De intensieve begeleiding bestaat uit twee interventieperioden van elk minimaal twaalf effectieve weken. Per week is er dan ten minste 60 minuten extra begeleiding, individueel of in een klein groepje, verdeeld over meerdere dagen, volgens een planmatige, effectief gebleken aanpak.
Sommige leerlingen met lees-/spellingproblemen lopen hun achterstand weer in na een periode van effectieve begeleiding. Bij leerlingen met dyslexie blijft er altijd een zekere achterstand bestaan, ook na systematische hulp. Leerlingen kunnen dan ondersteuning krijgen in het leren omgaan met dyslexie. Lees hierover meer bij Weten | Ondersteuning van leerlingen met lees- en/of spellingproblemen en dyslexie en Weten | Dyslexiehulpmiddelen.
Ernstige Dyslexie (ED)
Dyslexie is de algemene term voor ernstige lees- en/of spellingproblemen, die internationaal ook wordt gebruikt. Ernstige dyslexie (ED) is een Nederlandse term, die vooral met regelgeving voor vergoede zorg in Nederland te maken heeft (tot 1 januari 2022 werd gesproken van EED, Ernstige Enkelvoudige Dyslexie). ED kan gezien worden als een behandelindicatie in Nederland in het kader van dyslexiezorg vanuit de Jeugdwet. De Jeugdwet geldt alleen voor kinderen op de basisschool in de leeftijd van 7 tot en met 13 jaar. Een specifiek deel van de leerlingen met dyslexie komt in aanmerking voor de ED-behandelindicatie. In het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 3.0 (NKD, 2022) is vastgelegd wat de criteria hiervoor zijn.
Algemene kenmerken
In de BVRD worden de volgende primaire symptomen van dyslexie genoemd:
Jeugdigen met dyslexie hebben problemen met de verwerving van:
- technische leesvaardigheden
- spellingvaardigheden
Wanneer er alleen sprake is van spellingproblemen en niet van leesproblemen, werd vroeger de diagnose dysorthografie afgegeven. Met invoering van de BVRD wordt dysorthografie beschouwd als een vorm van dyslexie. In de BVRD wordt wel gesteld dat als er naast de spellingproblemen geen leesproblemen zijn, dit een atypisch beeld is voor dyslexie. In dat geval is volgens de BVRD voorzichtigheid bij het stellen van de diagnose dyslexie geboden. De diagnost moet dan voldoende kunnen onderbouwen waarom er volgens zijn/haar klinische perspectief toch sprake is van dyslexie.
Nevenkenmerken
In het Handboek Dyslexie theorie en praktijk (Braams, 2019) worden de kenmerken verdeeld over kern- en nevenkenmerken. Dit onderscheid is handig om te maken, omdat dit ook zicht geeft op minder voor de hand liggende symptomen. De kernkenmerken komen overeen met bovenstaande algemene kenmerken; bij de nevenkenmerken kan gedacht worden aan problemen op de volgende gebieden:
- Mondelinge taalvaardigheden (bijvoorbeeld moeite met vlot vertellen)
- Rekenvaardigheden (bijvoorbeeld moeite met automatiseren van de tafels)
- Begrijpend leesvaardigheden (door de moeite met het technisch lezen blijft er soms minder aandacht over voor het begrijpend lezen)
- Schrijfvaardigheden (bijvoorbeeld moeite om een heldere structuur te hanteren)
- Moderne vreemde talen (bijvoorbeeld moeite met het aanleren van nieuwe letter-klankkoppelingen)
- Geheugen (bijvoorbeeld moeite met het onthouden van instructies)
- Aandacht/concentratie (bijvoorbeeld moeite met uitvoeren van meerdere opdrachten tegelijk)
- Planning en organisatie (bijvoorbeeld moeite met het plannen van schoolwerk)
Meer informatie en voorbeelden bij deze nevenkenmerken is terug te vinden in het Handboek Dyslexie: theorie en praktijk.
Daarnaast wordt in het Handboek Dyslexie: theorie en praktijk benoemd dat in Nederland geen subtypen van dyslexie (zoals fonologische dyslexie en oppervlaktedyslexie) worden onderscheiden. Er worden een aantal redenen genoemd hiervoor, waaronder het feit dat er geen overtuigend bewijs gevonden is dat verschillende behandelingen nodig zouden zijn voor verschillende soorten dyslexie. In Nederland spreken we daarom niet van verschillende soorten of vormen van dyslexie.
Lees meer
-
Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie | 2021
De Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie (BVRD) geeft antwoord op de knelpunten die worden ervaren bij de diagnostiek en behandeling van dyslexie. De richtlijn heeft als doel de bestaande schotten tussen onderwijs en zorg weg te nemen om deze samenwerking te bevorderen.