Wat zijn de struikelblokken bij het leren van een vreemde taal als je dyslexie hebt?

Laatst bijgewerkt op

Wanneer leerlingen naar de brugklas gaan, krijgen ze nieuwe vakken, waaronder een of meer vreemde talen. Voor leerlingen met dyslexie is de kans groot dat ze bij het leren van de vreemde talen struikelblokken tegen zullen komen. Voor talendocenten en voor de leerlingen is het frustrerend: ze besteden veel tijd en moeite aan instructie, leren en oefenen maar dit leidt vaak niet tot een gevoel van autonomie en competentie bij de leerlingen.

Vaak ervaren brugklasleerlingen ook Engels als een nieuw schoolvak, ondanks dat ze op de basisschool al minstens twee jaar Engels hebben gehad. De intensiteit van het onderwijs in het Engels is niet voor alle leerlingen hetzelfde.

Leerlingen met dyslexie hebben vaak moeite met:

  • nieuwe woorden leren: intensief oefenen leidt tot weinig resultaat. Dit werkt door in alle vaardigheden.
  • het aanleren van nieuwe klank-tekenkoppelingen, waardoor de uitspraak lastig is
  • het verstaan van ‘snelle’ spraak van moedertaalsprekers
  • spellen
  • analogieën: gebruiken bij het afleiden van woordbetekenissen en spelling, doordat er weinig inzicht in woordopbouw is. Daardoor gaat lezen en spellen trager en met meer fouten (bijv. jour zit zowel in aujourd’hui als in toujours en journal)
  • koppelen van spelling, grammatica en betekenis: hierdoor worden spelfouten gemaakt worden (bijv. enemys i.p.v. enemies; Hande i.p.v. Hände; tu pense i.p.v. tu penses)
  • onderscheiden van spellingsystemen: bijvoorbeeld tussen het Nederlandse spellingsysteem  en dat van een vreemde taal
  • thuisraken in de structuur van een nieuwe lesmethode

Talendocenten kunnen leerlingen met dyslexie beter begeleiden wanneer ze weten wat de achtergronden van de ervaren problemen zijn. Juist deze docenten met hun taalkundige achtergrond, kunnen het verschil maken voor deze groep leerlingen. In dit artikel worden de achtergronden van de verschillende belemmeringen toegelicht.

Woorden leren lezen en spellen

Fonologisch tekort en gevolgen

Het belangrijkste probleem bij het leren van een vreemde taal is het zogenaamde fonologisch tekort. Wat is een fonologisch tekort? In het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs (De Krosse, et al., 2013) wordt het als volgt uitgelegd:

“Tekorten in fonologisch bewustzijn uiten zich in het niet snel kunnen analyseren en herkennen van de klankstructuur van woorden. Voorbeelden daarvan zijn: problemen met het verdelen van woorden in losse klanken en klankgroepen (klankanalyse) of het samenstellen van een woord uit los aangeboden klanken (klanksynthese). Tekorten in fonologische verwerking in het werkgeheugen houdt in dat klankcodes niet goed worden opgeslagen in het werkgeheugen. Deze tekorten uiten zich bijvoorbeeld in problemen met nazeggen van niet bestaande woorden (pseudowoorden) en onbekende woorden, cijferreeksen en getallen.” (p.21)

Problemen met fonologische verwerking uiten zich in de alledaagse praktijk allereerst in traag en inaccuraat lezen en spellen. Doordat leerlingen zo intens bezig zijn met het lezen en spellen op woordniveau, kunnen ze vaak niet genoeg aandacht besteden aan de inhoud van de tekst.

Wanneer er sprake is van een fonologisch tekort weet de leerling niet goed genoeg hoe hij om moet gaan met de verschillen tussen de gesproken en de geschreven taal. Bij woorden uit een nieuwe vreemde taal doen dezelfde problemen zich voor. Deze woorden roepen hetzelfde gevoel op als pseudowoorden, omdat leerlingen geen enkele vorm van het woord kennen.

Alle leerlingen die beginnen met het leren van een nieuwe taal komen overigens deze problemen tegen, maar na een paar maanden worden die problemen minder, dan herkennen leerlingen de klanken en tekens van de nieuwe taal. Voor leerlingen met dyslexie duurt het veel langer voordat ze vertrouwd zijn raken met de nieuwe klank-tekenkoppelingen.

Wanneer een leerling een vreemde taal leert, is het nazeggen van woorden lastig en herhaling is nodig om de uitspraak van woorden te oefenen. Toch zal het ondanks oefening lastig blijven om de uitspraak van nieuwe woorden te leren. Bij het thuis oefenen hebben leerlingen het goede uitspraakvoorbeeld nodig. Veel programma’s voor het leren van woordjes bieden de mogelijkheid om deze te laten uitspreken.

Klanknuances onderscheiden

Door die problemen met de fonologische verwerking is het voor leerlingen met dyslexie lastig om klanknuances te onderscheiden (bijvoorbeeld tussen de uitspraak van het woord volgens het Nederlandse klank-tekensysteem en dat van een vreemde taal).

Voorbeeld: het Engelse woord aunt (tante) wordt dan uitgesproken als: [ʌunt] i.p.v. als [ɑ: nt]

Klankzuiverheid van Engels

De Engelse taal vormt voor leerlingen met dyslexie een groot probleem omdat deze taal niet klankzuiver is: dat betekent dat je weinig informatie krijgt over de spelling als je het woord hoort en vaak niet zomaar weet hoe je een woord uitspreekt wanneer je dat woord in de geschreven vorm ziet. Dit fenomeen wordt ook wel orthografische transparantie genoemd. Lees hier meer over in het artikel Meer en minder transparante talen.

Bekende voorbeelden daarvan zijn te vinden in het gedicht “The Chaos (in 1922 geschreven door de Nederlander Gerard Nolst Trenité). De verschillende Youtube-filmpjes illustreren waarom het voor iedereen moeilijk is om Engels te leren:

Nieuwe klanken

Nieuwe klanken (die niet bestaan in het Nederlands) zorgen ook voor problemen.

Voorbeeld: Zo kent het Spaans, net zoals het Engels de th-klank in het Engelse woordje thick. Deze klank wordt geschreven met de letter z (zeta). Een leerling die de klank-tekenkoppeling van deze Engelse th-klank kent (er bestaan in het Engels twee verschillende uitspraken van de th), moet er bij het leren van de Spaanse taal aan wennen dat in deze taal een ander teken wordt gebruikt voor de th-klank.

Er bestaan dus verschillen tussen de moedertaal en de vreemde taal maar ook tussen de verschillende vreemde talen. De meeste leerlingen in Nederland wennen eerst aan Engels als vreemde taal maar ze moeten vervolgens ook weer de klank-tekenkoppeling van andere talen leren. Op sommige scholen maken leerlingen in het eerste leerjaar van het voortgezet onderwijs tegelijkertijd kennis met de klank-tekenkoppelingen van Engels (dat nu intensiever en uitgebreider aan bod komt dan op de basisschool), Frans en Duits.

Voorbeeld: Het Frans en het Spaans kennen de zogenaamde ‘stomme h’. Deze wordt wel geschreven maar  niet uitgesproken. Zo wordt bij de uitspraak van het Franse woord heure (uur) de h niet uitgesproken.  Leerlingen met dyslexie zullen misschien het woord uitspreken inclusief de h of zij spellen het woord zonder de h.

Mensen met dyslexie vinden het in het algemeen lastig om willekeurige associaties te leren en te onthouden. Voorbeelden van taken rond willekeurige associaties zijn: het alfabet opzeggen, de dagen van de week en de maanden van het jaar in goede volgorde op kunnen zeggen, telefoonnummers onthouden, verjaardagen onthouden etc. Ook het correcte gebruik van accenten en andere leestekens is een taak rond willekeurige associaties. Bij Frans, Duits en Spaans komen nieuwe accenten en leestekens voor. Leerlingen moeten ze herkennen en gebruiken. Door zo’n accent verandert de uitspraak van een woord. Leerlingen moeten weten wat de invloed van een accent is op de uitspraak, maar ze moeten de accenten ook kunnen gebruiken om het woord correct te spellen.

Gebruikmaken van analogieën en morfeemkennis

De meeste mensen die een taal leren, herkennen al snel bekende stukjes in nieuwe woorden. Dat kunnen morfemen zijn uit de nieuwe taal of morfemen die in verschillende talen hetzelfde zijn. Zo betekent het voorvoegsel dys in veel talen hetzelfde: niet. Het is handig om gebruik te maken van dergelijke analogieën: je hoeft minder vaak een woord op te zoeken en het kost minder moeite om een woord te leren.

Veel grammaticale kennis komt voort uit het herkennen van morfemen: leerlingen moeten bij werkwoorden de stam en de verschillende uitgangen kunnen herkennen. Ook moeten ze weten welke uitgangen bij de verschillende werkwoordstijden horen en bij welke grammaticale personen (1e, 2e, 3e persoon enkelvoud en meervoud).

Leerlingen met dyslexie herkennen deze bekende stukjes alleen minder goed en moeten vaak gewezen worden op deze hulpstrategie. Andere leerlingen maken er tamelijk onbewust gebruik van. Wanneer leerlingen (met dyslexie) die deze strategie juist goed leren gebruiken en deze bewust inzetten, hebben ze er veel profijt van.

Het verstaan van de vreemde taal

De Romaanse talen (Frans, Italiaans en Spaans) klinken alsof mensen zeer snel spreken. Dat komt omdat woorden in die talen niet apart worden uitgesproken maar aan elkaar verbonden worden. Er is geen pauze tussen woorden. In het Frans noem je dat ‘de liaison’. Een voorbeeld: “Quand est-ce qu’elle est partie?”. Wanneer deze zin vloeiend wordt uitgesproken, is het lastig om de woordgrenzen te onderscheiden. Er is flink wat oefening voor nodig om hiermee vertrouwd te raken. Problemen met het onderscheiden van woordgrenzen, hebben met name invloed op het goed kunnen uitvoeren van luisteropdrachten.

De nieuwe taal echt gebruiken: taalproductie

Op een gegeven moment krijgt de leerling een spreek- of schrijfopdracht. Het gaat dus niet langer om het passief lezen en luisteren of het geven van een antwoord en het invullen van een of enkele woorden. Op dat moment moet hij uitspraakregels, spellingregels en grammaticaregels tegelijk gaan gebruiken terwijl het accent ligt op communicatie. Misschien moet hij zelf spreken en ook verstaan wat een andere leerling zegt. Er is dus geen sprake meer van geïsoleerd oefenen maar van het geïntegreerd gebruiken van de gesproken of geschreven taal. Bij leerlingen met dyslexie is de kwaliteit van de communicatie dan minder omdat zij nog echt bezig zijn met uitspraak, spelling en grammatica. Zij hebben echt meer tijd nodig voor dit soort opdrachten. Dit zijn juist wel hele belangrijke opdrachten om een taal goed te leren. Taalproductie (spreken en schrijven) is namelijk de motor van de taalontwikkeling. Vanwege de struikelblokken die leerlingen met dyslexie ervaren is het goed om te kijken hoe zo’n opdracht voor hen zo leerzaam mogelijk te laten zijn. Een goede voorbereiding in een stappenplan en het gebruik van spellingcontrole kan hier bijvoorbeeld bij helpen.

De weg kwijtraken binnen de lesmethode

Sommige leerlingen met dyslexie vinden het lastig om wegwijs te worden in de verschillende componenten van een lesmethode. Een methode voor een vreemde taal bestaat meestal uit verschillende componenten: een tekstboek, een oefeningenboek, soms een apart katern met een uitleg grammatica en natuurlijk de methodesite. Leerlingen worden geholpen door allerlei verschillende pictogrammen die aangeven welk materiaal de leerling moet gebruiken, om wat voor soort oefening het gaat, waar de leerling meer informatie kan vinden, etc.

Leerlingen met dyslexie ontdekken de structuur van een nieuwe lesmethode niet altijd vanzelf (intuïtief), zij hebben daar ondersteuning bij nodig.
 

Bronnen