Dyslexieonderzoek

Laatst bijgewerkt op

Let op: met ingang van 1 januari 2022 gelden voor onderzoek naar dyslexie nieuwe documenten. Voor het vaststellen van dyslexie wordt gewerkt met de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie (BVRD), voor het vaststellen van Ernstige Dyslexie (ED) wordt gewerkt met een nieuwe versie van het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling (PDDB 3.0). 

De tekst op deze pagina geeft algemene informatie over vaststellen van dyslexie langs globale lijnen. Voor meer gedetailleerde informatie die nodig is voor onderwijs- en zorgprofessionals wordt verwezen naar de relevante tekstpassages over het diagnostisch proces en de criteria voor het vaststellen van dyslexie zoals dat is weergegeven in de BVRD (hoofdstuk 3) en het PDDB 3.0 (hoofdstuk 2).

Door wie?

Het dyslexieonderzoek wordt uitgevoerd door een daartoe bevoegde psycholoog of orthopedagoog. Deze moet in het bezit zijn van een diagnostiekaantekening. Eindverantwoordelijke is altijd een GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist. Meer informatie over wie het onderzoek kan uitvoeren is te vinden op de website van SDN en in hoofdstuk 2 van het PDDB 3.0.

Het doel

Het diagnostisch onderzoek is bedoeld om een analyse te maken van de gesignaleerde lees- en/of spellingproblemen en daarbij ook de cognitieve vaardigheden van een leerling in kaart te brengen. Er wordt daarbij gekeken naar mogelijke verklaringen voor de lees- en/of spellingproblemen. Op basis van de resultaten van het onderzoek kan dan vastgesteld worden of het daadwerkelijk om dyslexie gaat en kan vervolgens ook een goed onderbouwde indicatie voor een dyslexiebehandeling worden gegeven. Tevens kunnen op basis van de resultaten adviezen geformuleerd worden over hoe een leerling op school verder kan worden ondersteund.

Richtlijnen voor diagnostiek: PDDB 3.0 en Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie 

In het Procotol dyslexie diagnostiek en behandeling 3.0 (PDDB, 2022) wordt het diagnostisch proces uitgebreid beschreven. Dit protocol is opgesteld voor de vergoedingsregeling voor Ernstige Dyslexie (ED) en geldt voor leerlingen in het basisonderwijs in de leeftijd van 7 tot en met 12 jaar. Voor onderzoek bij leerlingen die buiten deze regeling vallen, bijvoorbeeld oudere leerlingen in het VO, geldt dit protocol niet en wordt gebruik gemaakt van de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie (BVRD). Deze richtlijn komt voor een groot deel overeen met die van het PDDB, maar voor diagnostisch onderzoek binnen de ED-regeling geldt een specifieke set criteria, die beperkter is dan de criteria voor dyslexie die door in de BVRD genoemd worden. Dit heeft te maken met de bekostigingsafspraken voor vergoede diagnostiek en behandeling in de ED-regeling. Om diagnostiek en behandeling vergoed te krijgen moet de leerling voldoen aan de ED-criteria. Daardoor kan het voorkomen dat er na diagnostisch onderzoek wel dyslexie maar geen ED kan worden vastgesteld. Diagnostiek en behandeling van dyslexie buiten de ED-regeling wordt niet vergoed en de kosten hiervoor zijn voor rekening van de ouders. Beide typen onderzoek kunnen overigens leiden tot de diagnose dyslexie en een dyslexieverklaring. Hieronder wordt het diagnostisch proces beknopt beschreven.

Voorinformatie

Na de aanmelding voor een dyslexieonderzoek wordt de leerling eerst gescreend. Er wordt dan naar de informatie gekeken die school en ouders hebben aangeleverd, om hun vermoeden van dyslexie te onderbouwen. Binnen de ED-regeling wordt voor de informatie van school gebruik gemaakt van een specifiek leerlingdossier. Buiten de ED-regeling wordt er gebruik gemaakt van de formulieren die de diagnost/behandelaar hiervoor heeft. Hierin wordt onder andere gevraagd naar een beschrijving van de lees- en/of spellingproblemen zoals die op school zijn gesignaleerd. Daarnaast bevat het dossier informatie over toetsresultaten en welke extra ondersteuning er op school is geboden. Deze informatie moet zicht geven op zowel de ernst (leerachterstand) als de hardnekkigheid van de problemen: duidelijk moet zijn dat ondanks de geboden hulp op school de leerling niet vooruit is gegaan en blijvend zeer laag scoort op toetsen voor lees- en/of spellingvaardigheid. De leerling vertoont hierbij dan didactische resistentie voor specifiek lezen en/of spellen en dat kan een aanwijzing zijn voor dyslexie.

Onderdelen van het onderzoek

Intakegesprek met ouders

Met ouders wordt een intakegesprek gevoerd, waarin gevraagd wordt naar informatie over het  ontwikkelingsverloop van de leerling tot nu toe. Dit heeft als doel om zicht te krijgen op mogelijke eerdere signalen van dyslexie en om eventuele  alternatieve verklaringen voor de lees- en/of spellingproblemen uit te sluiten. Er komt onder andere aan bod hoe de schooltijd tot nu toe is verlopen, of er mogelijk nog andere leer- of ontwikkelingsproblemen zijn en of dyslexie voorkomt in de familie.

Lees- en spellingtoetsen

Tijdens het onderzoek wordt het niveau van het lezen en spellen van losse woorden in kaart gebracht. Hiervoor worden gestandaardiseerde toetsen gebruikt, op basis waarvan een uitspraak gedaan kan worden over de achterstand op deze gebieden. Kinderen lezen rijtjes van woorden en non-woorden, waarbij gelet wordt op tijd en op nauwkeurigheid. Daarnaast wordt er een dictee gedaan, op woordniveau.

Verklarende factoren

Naast het niveau van lezen en spellen wordt ook gekeken naar een aantal factoren, die de gesignaleerde lees- en spellingproblemen kunnen verklaren. De taken die worden afgenomen meten onder andere fonologische vaardigheden, snel benoemen en kennis van de letter-klankkoppelingen. Een specifieke set van deze taken is gekoppeld aan de ED-regeling en wanneer kinderen op deze taken uitval laten zien, wordt ED vastgesteld en krijgen ze een behandelindicatie voor vergoede dyslexiezorg. Voor onderzoeken die buiten de ED-regeling vallen, geldt deze inperking niet.

Intelligentie

Zoals in de definitie van dyslexie wordt beschreven (BVRD, 2021), gaat het om een specifieke leerstoornis die niet het gevolg is van een algemene verstandelijke beperking. Er wordt daarom een IQ grens gehanteerd: wanneer het IQ lager is dan 70 wordt de algemene verstandelijke beperking gezien als eerste stoornis en eventuele dyslexie als tweede. Net zoals bij andere combinaties van stoornissen geldt dan dat de eerste stoornis zwaarder weegt. In dit geval betekent dat er een andere procedure nodig is om dyslexie vast te kunnen stellen.

Het doen van IQ onderzoek geeft niet alleen een beeld van de algemene intelligentie, er kan ook naar specifieke onderdelen worden gekeken. Deze resultaten geven namelijk inzicht in het niveau van de semantische taalvaardigheden (zoals woordenschat en het kunnen leggen van verbanden tussen woorden), in de werking van het geheugen en in de snelheid waarmee een kind informatie verwerkt. Dit zijn allemaal factoren die informatie geven over hoe een kind leert, wat alternatieve verklaringen kunnen zijn voor de lees- en/of spellingproblemen. Tevens spelen deze ook een grote rol in het opstellen van een passende behandelaanpak.

Resultaten

Aan de hand van de resultaten kan de diagnost bepalen of er sprake is van dyslexie, al dan niet Ernstige Dyslexie. Daarvoor wordt naar alle verzamelde gegevens gekeken, zowel naar de informatie uit het leerlingdossier en de intake als naar de uitkomsten op alle afgenomen taken en toetsen. Wanneer er sprake is van dyslexie, dan kan de diagnost een dyslexieverklaring afgeven en een dyslexiebehandeling voorstellen met een bijbehorend behandelplan. Hierin staat beschreven wat de inhoudelijke aandachtspunten voor de behandeling zijn en welke doelen er worden gesteld.

Uitkomst: Ernstige Dyslexie (ED)

Wanneer er volgens het ED-protocol sprake is van Ernstige Dyslexie dan wordt een ED-behandelindicatie afgegeven en kan de leerling starten met een vergoed behandeltraject.

Uitkomst: wel dyslexie, maar geen ED

Binnen de ED-regeling kan het zijn dat een kind geen of onvoldoende uitval laat zien op de specifieke taken van het ED-protocol. Er wordt dan geen ED-behandelindicatie afgegeven, en er is geen toegang tot het vergoede behandeltraject. Wanneer er wel een ernstige achterstand is vastgesteld en de hardnekkigheid van de problemen is aangetoond, kan er wel dyslexie worden vastgesteld volgens de BVRD en wordt ook een dyslexieverklaring afgegeven. Afhankelijk van de bevindingen uit het onderzoek zal de diagnost dan een (niet-vergoede) behandeling voorstellen of adviezen meegeven voor extra ondersteuning van de leerling op school, op het gebied van lezen en/of spellen.

Uitkomst: geen dyslexie

Soms kan het voorkomen dat uit het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van dyslexie. De lees- en spellingproblemen kunnen bijvoorbeeld minder ernstig blijken of de hardnekkigheid van de problemen kan niet worden vastgesteld. Of er blijkt een andere reden te zijn waarom een kind moeite heeft met lezen en spellen. Bijvoorbeeld als blijkt dat een kind voor langere tijd niet naar school kon in het verleden, of er alternatieve verklaringen voor de leesproblemen naar voren komen uit de testen die zijn afgenomen. In het diagnostiekverslag worden dan wel handelingsadviezen gegeven voor hoe, zowel thuis als op school, het beste omgegaan kan worden met de lees- en spellingproblemen. Ook zonder de diagnose 'dyslexie' moet de leerling op school de juiste hulp en begeleiding krijgen bij zijn lees- en spellingproblemen. De inzet van deze hulp en begeleiding is niet afhankelijk van het al of niet hebben van een dyslexieverklaring.