Op basis van de dyslexieverklaring kan er voor leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs een dyslexiekaart of –pas worden opgesteld. Deze informatie kan ook in het leerling-informatiesysteem worden gezet. Dit zorgt er voor dat bij de overgang tussen de groepen in het basisonderwijs en voor de verschillende docenten in het voortgezet onderwijs helder is welke aanpassingen een leerling nodig heeft. Zeker bij de start van het schooljaar kan het helpen.
Wat staat er op een dyslexiekaart?
Op de dyslexiekaart kan de leerling zijn sterke en zwakke kanten samenvatten en hier kan de ondersteuning aan worden gekoppeld. Op die manier is het zowel voor de leerling als de docenten duidelijk waar een leerling behoefte aan heeft en waar hij gebruik van mag maken. De kaart of pas kan ook aangevuld worden met plichten van de leerling. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een afspraak dat de leerling bepaalde hulpprogramma’s inzet bij het leren, of dat misbruik van digitale hulpmiddelen als consequentie heeft dat deze dan niet meer gebruikt mogen worden.
Wie stelt de dyslexiekaart op?
Het opstellen van de kaart of pas gebeurt samen met de leerling en bijvoorbeeld de zorgspecialist en mentor. Door de kaart of pas samen met de leerling op te stellen wordt de leerling medeverantwoordelijk voor wat er op de kaart of pas staat. Het is verstandig deze jaarlijks te evalueren en te bespreken of dat wat op de kaart of pas staat, nog relevant en nodig is.
Deze leidraad voor een kennismakingsgesprek in het vo biedt handvatten voor het gesprek. Bijlage 23 van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs geeft een overzicht van mogelijke aanpassingen en daarnaast is er een voorbeeld van een dyslexiekaart.