PO | Samenwerking tussen poortwachter en onderwijs

Laatst bijgewerkt op

Maaike Houtman, voormalig Poortwachter bij SWV de Eem, directeur basisschool

Gaspard de Coligny en bestuurslid LBRT

Marion Vliegenthart, directeur LBRT

 

Vijf leerlingen uit één groep 5 worden aangemeld bij de poortwachter. Bij alle vijf is een vermoeden van ernstige dyslexie door de school vastgesteld. De leerlingen lijken alle vijf te voldoen aan de criteria voor vergoede dyslexiezorg en dus terecht aangemeld. Maar opvallend is wel dat er vijf leerlingen uit dezelfde groep op hetzelfde moment worden aangemeld. Dat is niet in lijn met de prevalentienorm. Op initiatief van de poortwachter volgt er een gesprek met school over de relatief hoge uitval in de betreffende groep. De gestapelde hulp is goed ingezet: de basisinstructie, verlengde instructie en de invulling van ondersteuningsniveau 3 (met RALFI-lezen) lijken op orde. Hoe kunnen dan zoveel leerlingen uit één klas worden aangemeld? Reden voor de poortwachter om samen met de school dieper in dit vraagstuk te duiken.

Vanuit onderzoek is bekend dat op grond van de prevalentienorm in een groep van 30 leerlingen mogelijk één leerling met ernstige dyslexie zit. Natuurlijk kunnen dat wel eens twee leerlingen zijn, maar vijf is wel erg veel. Naast de toetsgegevens van individuele leerlingen vraagt een poortwachter/screener daarom vaak ook om een groepsoverzicht. In deze casus blijkt uit het groepsoverzicht dat meerdere leerlingen uit deze groep ernstige achterstanden in het lezen en/of spellen hebben. Het bijzondere is dat op papier de gestapelde hulp echter goed geboden lijkt te worden. En ook in gesprek met school lijkt de hulp op orde te zijn. Hoe kan het dan dat er (te)veel leerlingen uitvallen? De intern begeleider kan het ook niet verklaren. Daarom wil de poortwachter meer inzicht in de geboden hulp en het beeld dat de kinderen laten zien met betrekking tot lezen en/of spellen. Er wordt een remedial teacher met specialistische kennis van lezen en spellen ingezet om mee te kijken op de verschillende ondersteuningsniveaus.

Rol van de poortwachter

In regio De Eem is de poortwachter ondergebracht bij het samenwerkingsverband. De poortwachter heeft daar een aanvullende rol. Buiten het screenen van de dossiers en het vaststellen of deze voldoen aan de criteria zoals die staan omschreven in het Protocol Dyslexie Diagnose en Behandeling (PDDB 3.0), heeft de poortwachter de opdracht om breder te kijken naar de aanmeldingen en het toeleidingsproces binnen de school. De poortwachter ondersteunt scholen bij het aanmeldproces. Scholen kunnen bijvoorbeeld een twijfeldossier overleggen met de poortwachter en de poortwachter voorziet de scholen van informatie rondom veelgestelde vragen. Daarnaast kan de poortwachter ook ingediende dossiers bespreken met de betreffende scholen. Bij afgewezen dossiers, wordt de school verwezen naar de onderwijsondersteuner die vanuit het samenwerkingsverband betrokken is bij de school. Zo kan het samenwerkingsverband meedenken in wat nodig en welke mogelijkheden er zijn. Vanuit die rol signaleert de poortwachter in deze casus bijzonderheden in de groepsoverzichten van de groep en neemt de poortwachter contact op met de school. Het probleem is dat er statistisch gezien teveel leerlingen uitvallen op lezen en/of spellen. De leerkracht en intern begeleider geven aan dat de hulp gestapeld is geboden. Het lijkt een toevalligheid dat er zoveel leerlingen in één groep mogelijk dyslexie hebben.

De inzet van een gespecialiseerde remedial teacher

De poortwachter biedt vanuit het samenwerkingsverband een gespecialiseerde remedial teacher aan die mee gaat kijken naar de geboden gestapelde ondersteuning en de individuele leerlingen. De remedial teacher wordt in deze casus in eerste instantie bekostigd vanuit het samenwerkingsverband. De extra hulp voor individuele leerlingen wordt uiteindelijk bekostigd door de school zelf. 

De remedial teacher (rt’er) gaat als volgt te werk:

  • de rt’er gaat observeren in de klas en ziet dat de leerkracht de les keurig volgens het boekje doet, maar ziet ook dat de les voor een relatief groot deel van de groep niet aansluit. Verlengde instructie wordt vormgegeven door herhaling en begeleide inoefening van de les. De rt’er denkt dat er iets onderliggend ontbreekt. Ondersteuningsniveau 3 is gericht op het lezen en wordt goed ingezet en uitgevoerd, maar is voor sommige leerlingen te hoog gegrepen.
  • De leerlingen die opvallen worden door de rt’er individueel in kaart gebracht. Het blijkt dat er nog hiaten zijn in het fonemisch bewustzijn en dat bepaalde klanken nog niet allemaal beheerst worden. Bij één leerling zijn er ook problemen met de uitspraak.
  • De rt’er gaat in gesprek met de leerkracht en de ib’er over de inhoud van de les. Het advies is om fonemisch bewustzijn en het oefenen van bepaalde klanken dagelijks mee te pakken als opwarmer van de les en in de verlengde instructie. Ondersteuningsniveau 3 wordt doorgezet maar bepaalde klanken krijgen ook extra aandacht op ondersteuningsniveau 1 en 2.
  • Bovenop het aanbod in ondersteuningsniveau 1, 2 en 3 gaat de remedial teacher gericht aan de slag met de individuele problematiek van enkele leerlingen. Doel is te achterhalen of er sprake is van een didactisch tekort of dat er terecht verwijzing plaats moet vinden ten behoeve van een diagnosestelling. De remedial teacher biedt een geïntegreerd programma voor lezen, spelling en executieve functies aan, waarbij gebruik is gemaakt van de inzichten over werkzame elementen en effectieve interventies voor ON3 en ON4 zoals beschreven in de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn. De kwaliteit van de begeleider is daarbij essentieel: de remedial teacher is gespecialiseerd in dyslexie, spelling en lezen. Voor één leerling vindt overleg plaats met de logopediste waarna behandeling volgt.

In de verdere afstemming tussen de rt’er en school is afgesproken dat school nog gerichter gaat kijken naar de oorzaak, die ergens in de leerjaren daaronder ligt. De gespecialiseerde rt’er helpt bij het (durven) maken van didactische keuzes in de leesles. Wat mag er losgelaten worden? En hoe bouw je het weer goed op? Welke werkvormen kun je daarvoor gebruiken? Waar let je dan op? De intern begeleider en de leerkracht stemmen samen af wat er in de verlengde instructie aangeboden wordt en hoe er extra instructie-oefenmomenten in de dag gepland kunnen worden om te werken aan het fonemisch bewustzijn. De rt’er neemt nogmaals de effectieve elementen van een interventie op lezen en spellen met de ib’er en de leerkracht door.

Opbrengsten van deze casus

Met deze casus heeft de school een beter inzicht gekregen in de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen en geleerd gerichter te kijken naar het aanbod. Meerdere leerlingen voor dyslexie-onderzoek door laten gaan is een signaal dat er iets niet goed loopt in het aanbod. In groep 5 is het soms spannend of ‘onlogisch’ om helemaal terug te gaan naar de basisvaardigheden, maar het kan juist helpen om het weer op te bouwen. Ook kijken naar de effectiviteit van bijvoorbeeld een verlengde instructie kan helpen om beter aan te sluiten bij wat er nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de instructie verdelen over twee momenten zodat je minder leerlingen tegelijk helpt, de basisinstructie aanvullen met extra automatiseringsmomenten of eerder opgedane kennis opfrissen. Het inruilen van RALFI voor Connect voor als het niveau toch echt nog te hoog blijkt, kan ook een optie zijn. De connect-rijtjes kunnen extra ingezet worden in werkvormen in de les.

Voor de school is het interventietraject tevens een start geweest om het aanbod op ON1 en ON2 in de leerjaren voorafgaand aan de ontstane problematiek te evalueren en te verbeteren. Met behulp van de door de remedial teacher opgedane inzichten zijn de betrokken leerkrachten begeleid op werkzame componenten. De remedial teacher heeft in de verschillende leerjaren voorafgaand aan groep 5 meegewerkt aan de verbetering en ondersteund in het op de juiste manier invullen van ON1 en ON2, conform de laatste inzichten. Dat zorgt ervoor dat in de jaren erna minder lees- en spellingproblemen te verwachten zijn. Door het actief inrichten van een feedbackloop, waarbij de oorzaken van problemen van een groepje leerlingen actief geanalyseerd worden en oplossingen in brede jaarlagen geïmplementeerd, wordt gewerkt aan een met recht lerende organisatie.

Voor de poortwachter levert deze casus input voor andere scholen op. De poortwachter neemt de opgedane kennis mee in presentaties voor andere scholen en rt’ers in de regio. In regio De Eem heeft de gespecialiseerde rt’er vaker in opdracht van de poortwachter bij casuïstieken meegekeken, vooral om te begrijpen waar scholen tegenaan lopen en waar knelpunten liggen bij scholen. In principe zijn scholen zelf verantwoordelijk voor de gestapelde ondersteuning met betrekking tot dyslexie, maar verschillende factoren kunnen een casus ‘vertroebelen’ waardoor scholen onvoldoende zicht hebben op de valkuilen.

Het vervolg

Door deze aanpak viel er één leerling af voor het onderzoek. Deze leerling kon verder binnen de school worden geholpen. De leerkracht heeft geleerd dat er soms een ‘grote stap terug’ nodig is en heeft extra inzicht verworven in de effectiviteit met betrekking tot lees- en spellinginterventies. Twee leerlingen zijn uiteindelijk toch doorverwezen voor onderzoek. Een andere leerling gaat eerst verder met de logopediste en de laatste leerling blijft hulp krijgen van de rt’er. Door deze werkwijze krijgen kinderen de meest passende begeleiding. Soms is dat vergoede dyslexiezorg, maar dat hoeft dus niet altijd de weg te zijn bij leerlingen met ernstige leesproblemen. Door op deze manier goed te kijken naar wat er écht speelt, wordt de doorverwijzing naar de vergoede dyslexiezorg transparanter en rechtmatiger.

Adviezen voor andere regio’s

Op een school werken onderwijsprofessionals hard om leerlingen op de juiste manier te ondersteunen. Wanneer de oorzaken voor de lees- en spellingsproblemen moeilijk boven tafel te krijgen zijn, is er tijd en een onderzoekende houding nodig. Dit vraagt soms ook om een kritische blik en  expertise van buitenaf om de lessen inhoudelijk aan te scherpen. De methoden geven differentiatiemogelijkheden, maar dit is niet altijd voldoende. In een methode wordt er vooral een differentiatie voorgesteld voor het betreffende leerjaar, terwijl problemen soms betrekking hebben op periodes daarvoor.

Het advies is daarom om alert en kritisch te blijven op het eigen onderwijs. Blijf ook op de hoogte van de effectiviteit van bepaalde werkvormen. Bespreek samen welke didactische keuzes er gemaakt kunnen of moeten worden om betere resultaten te kunnen halen en zo false-positives te voorkomen.

Bekijk daarbij de hele groep: is er een grote groep leerlingen met zwakkere resultaten? Pas dan de basisinstructie aan en voeg effectieve elementen toe. Train bijvoorbeeld tussendoor steeds kort het fonemisch bewustzijn. Maak ook keuzes in wat de kinderen moeten maken. Een werkboek invullen is vaak minder effectief dan gericht, ondersteund leeskilometers maken. Dus pas waar nodig de verlengde instructie aan naar extra instructie op herhaald tekstlezen met ondersteuning. Of combineer lezen en spellen met bijvoorbeeld Connect. Een rt’er heeft de tijd en kennis om kritisch met de leerkracht mee te kijken. De rt’er kan per leerling aangeven wat er belangrijk is om aan te bieden. De rt’er kan de opgedane inzichten ook weer vertalen naar andere jaarlagen en de betreffende leerkrachten begeleiden of ondersteunen om te voorkomen dat in navolgende jaren een zelfde soort problematiek ontstaat.

Kortom, het kan heel verhelderend zijn om een rt’er ‘in de keuken te laten kijken’ en er achter te komen waar het knelpunt zit, om vervolgens niet alleen een specifieke leerling, maar een hele school van die inzichten te laten profiteren.